Groat Hazel

Groat-Hazel (Nederlands: Groot-Haasdal) is ’n buurtsjap van Sjömmert, gemeinte Beekdaelen in Zuud-Limburg. De naam zou trukgaon nao ’t Germaanse “Habukas dala”, dat dal van de havik beteikent.

STREEKHISTORIE BUURTSCHAP GROOT-HAASDAL.

Een vluchtige blik in het archief van de Heemkundevereniging Schimmert levert aardig wat gegevens op omtrent de geschiedenis van Haasdal en de streek erom heen.

A – De naam

De naam Haasdal is, evenals die van het naburige Valkenburg en het Ravensbos, afgeleid van een roofvogel, namelijk de havik.

De oudste vorm van de naam die we tegenkomen luidt Havickedal of Hefkesdal.

De plaats heeft ook haar naam gegeven aan een bekend riddergeslacht, de van Hafkesdalen, die er een kasteel en een hoeve bezaten. In 1253 schenken Alard Miles van Hafkesdale en zijn echtgenote Agnes hun allodium (vrij erfgoed) aan de abdij van Val-Dieu.

Andere namen waaronder deze familie in de oude akten voorkomt zijn:

1232: Alard van Havigisdail;

1272: Jan Haeskendale;

1276: Johan van Hafkidale;

1283: Jehans van Haskendale.

Een ander geslacht is de familie van Bock. Het eerste vernoemd wordt Mathias Bock van Haesdal en zijn zuster Catharina (geboren ± 1587), kinderen van Thijs Bock en Maria Lamboy.

In 1474 legeren 18.000 man troepen van Karel de Stoute tussen Haasdal en Raar. Na 5 dagen trekken zij via Kathagen in oostelijke richting met als eindbestemming Neuss (tussen Mönchen-Gladbach en Düsseldorf), dat kennelijk een afstraffing nodig had.

In 1525 telt Haasdal 45 huizen, tegen Schimmert 21.

Voor zover bekend wordt voor het eerst de naam Cleynhaesdael genoemd in het jaar 1412.

In 1558 wordt Groot- en Klein Haasdal genoemd als behorende bij de banaliteit van de oude molen van Valkenburg. Dit betekende dat men verplicht was in deze molen zijn graan te laten malen, uiteraard tegen de door de Heer bepaalde redelijke vergoeding.

In 1751 komen in een lokaliteit te Haasdal onder aanvoering van kapitein Petrus Francken circa 50 personen bijeen die in aanwezigheid van notaris Swildens van Voerendaal hun beklag doen over de gang van zaken met betrekking tot de Banaalmolen. Zij klagen over de lange tijd die ze moeten wachten (tot 3 weken) voordat de knechten van de Banaalmolen hun granen komen ophalen. Als ze dan eindelijk komen wordt de kar bij de kerk geparkeerd. Alleen zij die in de onmiddellijke nabijheid van de kerk wonen kunnen hun granen kwijt, dit tot groot ongenoegen en ongemak van hen die verder wonen. Nadat de Schimmertse burgemeesters Nicolaas Sommia en Hendrich Voncken tegen de gang van zaken geprotesteerd hebben, wordt het graan van alle burgers met karren van de gemeente naar de molen gebracht. Zij moeten wel zelf voor kosten hiervan opdraaien. Andere grieven zijn dat het meel soms slecht gemalen is en dat dit op verkeerde plaatsen wordt afgezet. De Schimmertenaren moeten dan naar Valkenburg om te achterhalen waar hun meel gebleven is. Voornoemde burgemeesters worden dan gemachtigd om een gerechtelijke procedure tegen de pachters van de molen aan  te spannen.

B – Het Ravensbos

De oudste gegevens omtrent het Ravensbos dateren uit de tijd der Romeinen. Bij opgravingen aan de noordzijde van het bos zijn destijds resten aangetroffen van een romeinse nederzetting, waarvan men aanneemt dat deze omstreeks de derde eeuw na Christus bewoond werd.

In 1393 verbieden de Bourgondiërs het hakken van hout in het Ravensbos, omdat er door onbeheerste boskap -vooral ten bate van de kastelein-drossaard en de voogd van Valkenburg- nog slechts bomen zijn overgebleven van niet ouder dan 7 jaar.

In 1572 wordt in het Ravensbos hout gekapt voor de verdediging van Maastricht. In 1576 en volgend jaar wordt geen hout verkocht omdat de in Maastricht en Valkenburg gelegerde spaanse soldaten veel bomen uit het bos weghalen.

Volgens de legende voerden op St. Mathiasnacht 1700  op een plek tussen Houthem en Haasdal, de plek waar nu nog “de grote eik” staat, heksen in de gedaante van katten een dans uit om de boom. Het gejammer was tot in Houthem te horen.

In 1776 laat A.L. Pelerin het landgoed “Holswick” (de huidige boerderij Willems) in het Ravensbos bouwen.

C – de Bokkenrijders

In 1774 worden de eerste bokkenrijders van Haasdal terechtgesteld. Janneke Smeets, Pieter Ploumen en Nicolaas Sporck, allen uit Haasdal, worden op de Lommeleberg -de plaats waar thans de zendmast op de Emmaberg staat- tussen Valkenburg en Hulsberg, tezamen met een ander bendelid opgehangen. Het doodvonnes van 2 ontsnapten wordt aan de galg gespijkerd.

In de jaren 1774/1775 worden 14 gehangenen uit Haasdal geteld.

Uit wikipedia:

▪Aan de waeg, dae Groat-Hazel weurt geneump lik ’t gelieknamig good Hoes Haasdal, ouch aan de ziewaeg Billich. Ander name zint de Bokhaof en kesjtièl Obbendorf. ’t Vreuger adelik hoes, mèt ’n teurentsje oet 1677, zou geneump zin nao Ridder de Bock van Hazel.

Op ’t eind van de waeg Billich begint de Ravesbösj, dae zal eindige in Brokem en Sjtraobaek.

▪Langs de waeg lik, in lintbeboewing, ’n groat aantal (veurmalige) häöf mèt ron poorte. ’n Paar zint geboewd van mergel. Sómmige höbbe sjpeklaoge. Ein boerderie van mergel haet ‘ne voluutgevel. Ouch sjteit ‘r ’n vakwerkhoes.

▪Bove aan de Kleverberg sjteit op de driesjprunk ’n kapel gewiejd aan Sint Hubertus. De traditie um ederen daag um 12 oer ’t angelusklökske te laote loewe is gebleve, meh is noe geautomatiseerd.

▪Op de Klever lik ein Joodse begraafplaats die besjteit oet 4 graver. ’t Lètste graaf is gedolve in 1914.